De hairy-cell leukemia variant (HCLv) of haarcelleukemie variant is een rijpcellige chronische B cel maligniteit die lijkt op klassieke haarcelleukemie (HCLc), maar andere cytologische en hematologische kenmerken heeft. Deze is 10x zo zeldzaam als HCLc (diagnose HCLc 60 keer per jaar in Nederland Dinmohamed 2017 en komt iets vaker bij mannen dan bij vrouwen voor. Er is sprake van lymfocytose en er kunnen klachten zijn gerelateerd aan splenomegalie of cytopenie als gevolg van sequestratie in de milt. Monocyten zijn wel aanwezig in tegenstelling tot bij HCLc. Het immunofenotype is anders dan HCLc en de BRAFV600E mutatie is afwezig. Ook de goede respons op monotherapie met purine-analogen, zoals bij HCLc, wordt bij HCLv niet gezien. HCLv wordt dan ook beschouwd als niet biologisch verwant aan HCLc. In de World Health Organisation Classification voorlopige indeling behoort HCLv samen met diffuus kleincellig B-cel lymfoom van de rode pulpa van de milt (SDRPL) tot de groep splenaal B-cel lymfoom/leukemie onclassificeerbaar. Swerdlow 2017
Gezien de zeldzaamheid van de diagnose en het ontbreken van goede klinische studies, is de richtlijn grotendeels gebaseerd op een uitgebreide review over HCLv uit 2015 en een zeer recente richtlijn over haarcelleukemie.Matutes 2015, Troussard 2017
Stroomdiagram behandeling
Kennislacunes
Het is niet bekend of onderhoudsbehandeling rituximab na behandeling met cladribine-rituximab in 1e of 2e lijn leidt tot langere progressie vrije overleving.
Het is niet bekend of herhalen van cladribine-rituximab leidt tot verbetering van respons indien respons op eerstelijns behandeling onvoldoende is.
Het is niet bekend of behandeling met cotrimoxazol invloed heeft op het optreden van infecties na behandeling met cladribine-rituximab en hoe lang deze behandeling zou moeten duren.
Het is niet bekend welke behandeling van recidief HCLv leidt tot de beste progressie vrije overleving.
Richtlijn voor optimale diagnostiek, behandeling en follow-up van HCLv in dagelijkse praktijk, zoals deze in alle Nederlandse ziekenhuizen kan worden uitgevoerd (geen echelonering van toepassing).
Voor diagnostiek, behandeling en follow-up van HCLc verwijzen we naar de richtlijn Klassieke Haarcelleukemie (HCLc).
Internisten (hematologen)
IN SAMENWERKING MET: Nederlandse Vereniging voor Hematologie, Network for Molecular Diagnostics of Hematologic Malignancies (MODHEM), Nederlandse vereniging voor cytometrie (NVC), Nederlandse Vereniging voor Hemato-Pathologie (NVHP), patiƫnten organisatie Hematon
SAMENSTELLING SUBWERKGROEP (ALFABETISCH)
Met medewerking van:
Kwaliteitsindicator diagnostiek bij diagnose
Bloedonderzoek: Hb, leukocyten, trombocyten, leukocytendifferentiatie, immunofenotypering
Kwaliteitsindicator diagnostiek bij diagnose
Diagnose besproken in multi disciplinair overleg (indien van toepassing met consultverlenend ziekenhuis)
Kwaliteitsindicator behandeling
Behandeling met cladribine wordt gecombineerd met rituximab
De conceptrichtlijn is voor commentaar aangeboden aan de leden van de Nederlandse Vereniging voor Hematologie (NVvH). Het commentaar geeft input vanuit het veld om de kwaliteit en de toepasbaarheid van de richtlijn te optimaliseren en landelijk draagvlak voor de richtlijn te genereren. Circa [] respondenten maakten van deze mogelijkheid gebruik. Alle commentaren werden vervolgens beoordeeld en verwerkt door de werkgroep. De richtlijn werd op [] door de HOVON-CLL-werkgroep inhoudelijk vastgesteld. Ten slotte is de richtlijn ter autorisatie gestuurd naar de Nederlandse Vereniging voor Hematologie.
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen.
Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen wordt deze richtlijn verspreid onder de professionals van de bij de totstandkoming van deze richtlijn betrokken organisatie(s):
Diagnostiek
Welke diagnostiek dient verricht te worden bij verdenking HCLv?
Aanbevelingen
Anamnese: klachten van anemie, infecties, koorts, vermoeidheid, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalieĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Lichamelijk onderzoek: Ā Lymfadenopathie (meestal afwezig), lever en milt grootte (met name splenomegalie)
Bloedonderzoek:
Hb, leukocyten, trombocyten, manuele leukocytendifferentiatie
Immunofenotypering (zie tabel 1)
Overleg met (indien van toepassing) consultverlenend ziekenhuis
Optioneel indien diagnose niet eenduidig op basis van immunofenotypering bloed:
Welke diagnostiek dient verricht te worden vooraf aan therapie voor HCLv?
Aanbevelingen
Anamnese: niveau van functioneren (āWHO performanceā-score), klachten van anemie, infecties, koorts, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie
Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van milt
Bloedonderzoek: Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Hb, leukocyten, trombocyten, leukocytendifferentiatie (handmatig), reticulocyten
Nierfunctie, leverfunctie
HIV, Hepatitis B, CĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Beeldvorming: Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
X thorax (aanwijzing voor infectie, andere longafwijkingen)
Echo abdomen (vraagstelling miltgrootte, achterwege laten indien splenomegalie bij lichamelijk onderzoek vast te stellen is)
Stadiƫring
Wat zijn criteria voor symptomatische HCLv?
Aanbevelingen
Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maanden
Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalie
Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/l
Prognosticering
Welke onderzoeken moeten gedaan worden om prognose in te schatten bij HCLv?
Aanbevelingen
Geen aanvullend onderzoekĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Behandeling
Wat is het beleid bij asymptomatische HCLv?
Aanbevelingen
Vervolgen elke 3-6 maanden op criteria passend bij symptomatische HCLv
Wat is de eerstelijns behandeling van symptomatisch HCLv?
Aanbevelingen
Cladribine in combinatie met rituximab Kreitman 2013
Cladribine intraveneus: 0,15 mg/kg 1x daags dag 1-5
Rituximab 375mg/m2 8x a 1 week
Alternatief bij splenomegalie met geringe beenmerginfiltratie of symptomatische splenomegalie en niet verhoogd chirurgisch risico:
Splenectomie
Alternatief bij symptomatische splenomegalie en verhoogd chirurgisch risico:
Radiotherapie van de milt
Welke aanvullende maatregelen moeten genomen worden bij behandeling met cladribine-rituximab?
Aanbevelingen
Overweeg herpes profylaxe: valaciclovir 2dd500mg tot 6 maanden na behandeling
Overweeg pneumocystis jirovecci pneumonie (PCP) profylaxe: cotrimoxazolĀ 1dd480mg vanaf 1 week na laatste cladribine (i.v.m. kans op huidtoxiciteit bij combinatie) tot 6 maanden na behandeling
Bestraalde bloedproducten: tot 1 jaar na behandeling
Wat is het doel van behandeling bij HCLv?
Aanbevelingen
Induceren van een symptoomvrij interval: partiƫle of complete remissie op klinische parameters en bloedbeeld
Wat is de behandeling van recidief of refractair symptomatisch HCLv?
Aanbevelingen diagnostiek
Diagnose heroverwegen
Overleg met (indien van toepassing) consultverlenend ziekenhuis
Aanbevelingen
Symptomatisch recidief:
Cladribine in combinatie met rituximab conform eerstelijns behandeling, eventueel gevolgd door rituximab consolidatieĀ indien geen CR
Alternatief bij splenomegalie met geringe beenmerginfiltratie of symptomatische splenomegalie en niet verhoogd chirurgisch risico:
Splenectomie, eventueel gevolgd door rituximabĀ 375 mg 8x a 1 week
Alternatief bij symptomatische splenomegalie en verhoogd chirurgisch risico:
Radiotherapie van de milt, eventueel gevolgd door rituximab consolidatie 375 mg/m2 8x a 1 week
Alternatief:
Bendamustine 70mg/m2 d1,2, Rituximab 375mg/m2 d1, totaal 4x Visentin 2017 Ā Ā Ā Ā Ā
Ibrutinib 1dd420mg Bohn 2017
Wat is de follow-up na behandelde HCLv?
Aanbevelingen
Responsbeoordeling 4-6 maanden na behandeling:
Anamnese: koorts, infecties, klachten van splenomegalie, vermoeidheid, gewichtsverlies
Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van de milt
Bloedonderzoek: Hb > 6,8 mmol/l of trombocyten > 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten > 1,0 x 109/l passend bij remissie?
Aanbevelingen
Indien partiƫle remissie of complete remissie follow-up a 3-12 maanden:
Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maanden
Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalie
Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/l
Wat zijn patiƫnt specifieke aandachtspunten bij diagnostiek, behandeling en follow-up van HCL?
Aanbevelingen
Uitleg over diagnose, prognose en behandeling, eventueel verwijzen naar patiƫntenrichtlijn en Hematon
Uitleg over mogelijkheid voor splenectomie of radiotherapie van de milt bij massale splenomegalie en gezamenlijke besluitvorming over behandelplan
Uitleg over mogelijkheid valaciclovir en cotrimoxazol wel of niet gebruiken en gezamenlijke besluitvorming over behandelplan
Uitleg over infectiepreventie en wanneer noodzaak is voor acute behandeling, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroos
Advies griepvaccinatie
Aandacht voor eventuele psychosociale problematiek, overweeg de āLastmeterā bij diagnose, na start behandeling, na afsluiten van behandeling
Aanbevelingen
Anamnese: klachten van anemie, infecties, koorts, vermoeidheid, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie
Lichamelijk onderzoek: Ā Lymfadenopathie (meestal afwezig), lever en milt grootte (met name splenomegalie)
Bloedonderzoek:
Hb, leukocyten, trombocyten, manuele leukocytendifferentiatie Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Immunofenotypering (zie tabel 1)
Overleg met (indien van toepassing) consultverlenend ziekenhuis
Optioneel indien diagnose niet eenduidig op basis van immunofenotypering bloed:
Beenmerg onderzoek :
cytomorfologie
immunofenotypering (zie tabel 1)
biopt met morfologische beoordeling (Hematoxyline-eosine kleuring, vezel kleuring) en immunohistochemisch onderzoek (zie tabel 2).
Moleculaire diagnostiek (allel-specifieke PCR of next generation sequencing) BRAF V600E (uitsluiten HCLc)
CT thorax-abdomen (vraagstelling lymfadenopathie, lever-en miltgrootte)
Tabel 1: Immunofenotypering met flowcytometrie bij HCLv
Minimaal vereist |
Expressiepatroon HCLv |
CD45 |
positief |
CD5 |
negatief |
CD10 |
negatief |
CD19 |
positief |
CD20 |
positief |
CD23 |
negatief |
CD38 |
negatief |
CD11c |
positief |
CD25 |
negatief |
CD 103 |
positief |
smIg-Kappa, smIg-Lambda |
smIg lichte keten restrictie (Kappa of Lambda) |
Additionele markers |
|
CD22 |
positief |
CD123 |
merendeel Ā negatief |
FCM7 |
positief |
CD200 |
merendeel negatief |
Tabel 2: immunohistochemische kleuringen beenmergbiopt
Minimaal vereist (indien geen flowcytometrie) |
Optionele markers voor differentiaal diagnose |
CD20 |
Immuunhistochemische kleuring BRAFV600E |
CD79a |
Annexine A1 |
CD5 |
CD25 |
Cycline D1 |
SOX 11 |
CD23 |
LEF1 |
CD123 |
CD10 |
|
BCL6 |
|
CD138 |
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Immunofenotypering bloed/beenmerg |
B |
Beenmergonderzoek Ā aspiraat/biopt |
B |
Beeldvorming |
B |
Onderbouwing
HCLv is een zeer zeldzame diagnose die overwogen moet worden bij een patiĆ«nt die zich presenteert met een monoklonale B cel lymfocytose die lijkt op klassieke haarcelleukemie (classic hairy cell leukemia=HCLc), maar hier niet bij past. Typisch is er sprake van leukocytose van rond de 30 x 109/L, aanwezigheid van monocyten en circulerende cellen met kenmerken van zowel HCLc als prolymfocyten leukemie. De kern heeft vaak dens chromatine met prominente centrale nucleoli, maar kan ook lichter zijn met een zeer onregelmatige contour. Het cytoplasma heeft bijna altijd uitlopers. Swerdlow 2017 Er is meestal sprake van splenomegalie met anemie en trombopenie op basis van hypersplenisme.Matutes 2015 Ā De lever is vergroot bij een derde van de patiĆ«nten en lymfadenopathie is zeldzaam.Swerdlow 2017
Tabel 1 vermeldt het minimaal vereiste panel en een additioneel panel voor de immunofenotypering van rijpe B-celmaligniteiten en tevens het expressiepatroon van HCLv. De panels zijn opgesteld door de Nomenclatuurcommissie van de Stichting Kwaliteitsbewaking Medische Laboratoriumdiagnostiek (SKML), sectie Immunologische en Moleculaire Celdiagnostiek (IMCD) (zie Richtlijnen op de website www.cytometrie.nl). Uitgangspunt van deze panels is de WHO richtlijn van 2017. Swerdlow 2017Ā Ā Het additionele panel betreft markers die niet essentieel zijn maar wel duidelijk toegevoegde waarde hebben.
Naast immunoglobuline lichte keten restrictie en positiviteit voor de pan-B-celmerkers CD19, CD20 (sterke expressie) en CD22 (sterk), wordt het immunofenotype van HCLv gekenmerkt door de co-expressie van CD11c (sterk) en CD103. Swerdlow 2017, Stetler-Stevenson 2011, Jones 2012, Shao 2013, Matutes 2015Ā In tegenstelling tot HCLc cellen zijn HCLv cellen (meestal)Ā negatief voor CD25, CD123 en CD200. Del Giudice 2003,Ā Dong 2009,Ā Stetler-Stevenson 2011, Venkataraman 2011,Ā Jones 2012, Shao 2013, Matutes 2015, Pillai 2013, Robak 2011, Cornet 2014, Robak 2015, Quest 2015 HCLv is zelden positief voor CD5, CD10, CD23 en CD38. Shao 2013, Matutes 2015
Het beenmerg is in tegenstelling tot HCLc gemakkelijk te aspireren, aangezien er geen significante fibrose is. Het patroon van beenmerginfiltratie is grotendeels vergelijkbaar met het infiltratiepatroon bij HCLc. Ā Meestal is er een interstitiĆ«le infiltratie met verspreide ligging in sinussen (intrasinusoidaal). Bij immuunhistochemische kleuring zijn net als bij andere B-cel lymfomen CD20 en CD79a positief, maar ontbreken de HCLc specifieke markers CD25, CD123 en Annexin A1. Er zijn geen specifieke immuunhistochemische markers voor HCLv en uitsluiten van andere B-cel lymfomen/leukemieĆ«n is een belangrijk doel van het beenmergonderzoek.
Het is belangrijk een goede differentiaal diagnostische afweging te maken met HCLc, splenaal marginale zone lymfoom (SMZL), B-cel prolymfocyten leukemie en diffuus kleincellig B-cel lymfoom van de rode pulpa van de milt (SDRPL). Matutes De mutatie BRAF V600E wordt alleen bij HCLc gevonden en sluit HCLv uit.Matutes 2015 Er zijn geen specifieke mutaties bij HCLv die behulpzaam zijn bij het stellen van de diagnose. Bij HCLv is er preferentieel gebruik van IGHV4-34 en ongemuteerd IGHV is veel voorkomend.Swerdlow2017 MAP2K1 mutaties worden gevonden bij 50% van de HCLv. Troussard 2017Mutatieonderzoek kan op bloed, beenmergaspiraat en beemergbiopt worden verricht.
Zoekverantwoording
Voor immunofenotypering is een literatuur analyse verricht. In PubMed is tot 10 jaar terug gezocht naar Engelstalige publicaties met in de titel het trefwoord āhairy cell leuk(a)emiaā. Dit leverde 411 hits op. Op basis van de abstracts zijn hieruit 19 publicaties geselecteerd waarin flowcytometrische immunofenotypering van HCL aan de orde komt. Tevens zijn de publicaties teruggezocht waarin gerefereerd wordt in de WHO classificatie van 2017Ā in het hoofdstukĀ āSplenic B-cell lymphoma/leukaemia, unclassifiableā onder de alinea āHairy cell leukaemia variantā.
Referentie
Voor de overige onderbouwing is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de World Health Organisation classificatie, een review over HCLv, een recente richtlijn over HCL en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Aanbevelingen
Anamnese: niveau van functioneren (āWHO performanceā-score), klachten van anemie, infecties, koorts, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie
Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van milt
Bloedonderzoek: Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Hb, leukocyten, trombocyten, leukocytendifferentiatie (handmatig), reticulocyten
Nierfunctie, leverfunctie
HIV, Hepatitis B, CĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Beeldvorming: Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
X thorax (aanwijzing voor infectie, andere longafwijkingen)
Echo abdomen (vraagstelling miltgrootte, achterwege laten indien splenomegalie bij lichamelijk onderzoek vast te stellen is)
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Bloedonderzoek |
Expert opinion |
Beeldvorming |
Expert opinon |
Onderbouwing
Aanvullend onderzoek is erop gericht om symptomatologie en uitgebreidheid van de ziekte in kaart te brengen. In de dagelijkse praktijk kan radiologische beeldvorming zeer beperkt blijven indien bij lichamelijk onderzoek miltgrootte goed vast te leggen is. Bepaling van de nierfunctie is belangrijk vanwege eventueel noodzakelijke dosisaanpassingen van cladribine. (https://www.bccancer.bc.ca/drug-database-site/Drug%20Index/Cladribine_monograph_1Sept2013_formatted.pdf)
Omdat chronische of actieve hepatitis B of C kan verergeren na behandeling met anti-CD20 monoklonale antistof, dient serologisch onderzoek vooraf aan behandeling met anti-CD20 monoklonale antistof verricht te worden. Grever 2017
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de internationale richtlijn over HCLc (vanwege ontbreken van een richtlijn voor HCLv) en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Aanbevelingen
Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maanden
Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalie
Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/l
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Bloedonderzoek |
Expert opinion |
Onderbouwing
Er bestaat geen stadiumindeling voor HCLv. In de praktijk is het belangrijk onderscheid te maken tussen asymptomatisch en symptomatische HCLv. Het overgrote merendeel van de patiƫnten heeft behandeling nodig in de loop van de ziekte, minder dan 10% blijft asymptomatisch. De meeste patiƫnten hebben meer dan 1 lijn therapie nodig om een goede partiƫle respons te bereiken.Matutes2015
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van een review over HCLv en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Ā
Referentie
Matutes 2015
Aanbevelingen
Geen aanvullend onderzoekĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Geen aanvullend onderzoek |
Expert opinion |
Onderbouwing
De 5 jaars overleving van patiƫnten met HCLv is 57%. Twee-en-veertig procent van de patiƫnten sterft aan een andere aandoening. Behandelingen die effectief zijn bij HCLc zijn niet effectief in HCLv, alhoewel patiƫnten langdurige responsen kunnen bereiken met combinatie behandelingen.Swerdlow 2017 Bij HCLv is de 5 jaars overleving in aanwezigheid van TP53 mutatie 11% versus 73% in afwezigheid van TP53 mutatie.Hockley 2012 De mutatiestatus van het IGHV gen of gebruik van IGHV4-34 maakt geen verschil in prognose bij HCLv.Matutes 2015 De aan of afwezigheid van TP53 mutatie heeft geen invloed op therapiekeuze.
Ā
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de World Health Organisation classificatie, een review over HCLv metĀ de literatuurlijst en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Aanbevelingen
Vervolgen elke 3-6 maanden op criteria passend bij symptomatische HCLv
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Wait and see bij asymptomatische HCLv |
C |
Onderbouwing
Het ziekteverloop is meestal chronisch met een lange lymfocytenverdubbeling tijd, waarbij de leukocytose gedurende jaren stabiel kan blijven. Zolang er geen symptomatologie is kan afgewacht worden. Het merendeel van de patiƫnten heeft behandeling nodig in de loop van de ziekte, minder dan 10% blijft asymptomatisch.Matutes 2015
Ā
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van een review over HCLv en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Aanbevelingen
Cladribine in combinatie met rituximab Kreitman 2013
Cladribine intraveneus: 0,15 mg/kg 1x daags dag 1-5
Rituximab 375mg/m2 8x a 1 week
Alternatief bij splenomegalie met geringe beenmerginfiltratie of symptomatische splenomegalie en niet verhoogd chirurgisch risico:
splenectomie
Alternatief bij symptomatische splenomegalie en verhoogd chirurgisch risico:
Radiotherapie van de milt
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Cladribine + Rituximab als eerstelijns behandeling |
B |
Splenectomie bij symptomatische splenomegalie |
C |
Radiotherapie van de milt bij symptomatische splenomegalie |
C |
Ā
Onderbouwing
Er zijn weinig studies verricht naar effectiviteit van behandeling bij patiĆ«nten met HCLv. Daarnaast hebben de studies lage patiĆ«nten aantallen. Hierdoor is het behandeladvies gebaseerd op zeer kleine aantallen. Ā Behandeling met monotherapie purine-analogen is niet effectief bij HCLv, in tegenstelling tot bij HCLc. matutes 2015 Combinatie van cladribine met rituximab lijkt wel effectief, waarbij in een kleine studie 9 van de 10 patiĆ«nten een complete remissie behaalden en 8 deze respons behielden bij een mediane follow-up van 27 maanden.Kreitman 2013 Een andere studie bij HCLc, waarin ook 7 patiĆ«nten met HCLv werden behandeld, liet een complete remissie na cladribine in combinatie met rituximab zien bij 84% en een 5 jaar failure free survival van 64%. Chihara 2016
Ā Indien er nog onvoldoende respons is na 1 cyclus kan overwogen worden deze te herhalen. Splenectomie was van oudsher de eerstelijns behandeling bij HCL. Bij patiĆ«nten met HCLv kan het een goede optie zijn indien er symptomatische splenomegalie is en een laag operatie risico. Goede hematologische responsen werden bij 14 van 19 (74%) patiĆ«nten gezien met een mediane duur van 48 maanden tot wel 8 jaar. Miltbestraling kan een alternatief zijn. Matutes 2015
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van een review over HCLv met de literatuurlijst en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Ā
Referentie
Aanbevelingen
Overweeg herpes profylaxe: valaciclovir 2dd500mg tot 6 maanden na behandeling
Overweeg pneumocystis jirovecci pneumonie (PCP) profylaxe: cotrimoxazol Ā 1dd480mg vanaf 1 week na laatste cladribine (i.v.m. kans op huidtoxiciteit bij combinatie) tot 6 maanden na behandeling
Bestraalde bloedproducten: tot 1 jaar na behandeling
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Valaciclovir ter preventie van herpes simplex en herpes zoster |
C |
Cotrimoxazol ter preventie van PCP |
Expert opinion |
Bestraalde bloedproducten vanwege risico op transfusie-gerelateerde āgraft-versus-hostā ziekte |
C |
Ā
Onderbouwing
Behandeling met cladribine geeft naast myelumsuppressie ook langdurige T-cel depletie, waarbij meestal de eerste 6 maanden het aantal CD4+ T-cellen <0,2 x10^9/l is en de mediane duur tot herstel naar normale waarde 40 maanden is. Toch komen opportunistische infecties weinig voor. Thompson 2017 Er zijn geen studies waarbij herpesprofylaxe of PCP profylaxe zijn onderzocht. Het is van belang patiĆ«nten te instrueren hoe infecties voorkomen kunnen worden en wanneer acute behandeling nodig is, zoals bij koorts en neutropenie of herpes zoster.Grever2017 Om het risico op transfusie-gerelateerde āgraft-versus-hostā ziekte door de diepe T-cel depletie als gevolg van cladribine te verkleinen is het advies bestraalde bloedproducten toe te dienen.CBO richtlijn bloedtransfusie 2011
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van internationale richtlijnen voor HCL en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Aanbevelingen
Induceren van een symptoomvrij interval: partiƫle of complete remissie op klinische parameters en bloedbeeld
Conclusie
Conclusie |
Grade |
Behandeldoel is partiƫle of complete remissie op klinische parameters en bloedbeeld |
Expert opinion |
Onderbouwing
HCLv is een chronische ziekte met een slechtere prognose dan HCLc en een minder goede respons op therapie.Matutes 2015 De werkgroep is van mening dat in de dagelijkse praktijk het doel van de behandeling is om de symptomatische HCLv te wijzigen in een asymptomatische HCLv, waarbij het verkrijgen van complete remissie (CR) of minimale restziekte (minimal residual disease=MRD) geen primair doel is. Stabiele ziekte is geen acceptabele respons, omdat behandeling gestart is vanwege symptomatologie of cytopenie. Overwogen kan worden om bij onvoldoende respons de eerstelijnsbehandeling te herhalen. Verbetering van symptomatologie, splenomegalie en perifere bloedwaardes is voldoende om effect van therapie te beoordelen. In studies zijn responsbeoordeling volgens tabel 2 noodzakelijk.Grever 2017
Tabel 2: respons beoordeling HCL
Respons |
Criteria voor respons |
Complete remissie* |
Hb > 6.8 mmol/L, trombocyten > 100×10^9/L, neutrofiele granulocyten > 1,5×10^9/L. Normale milt bij lichamelijk onderzoek. Morfologische afwezigheid van HCL in perifeer bloed en beenmerg |
Complete remissie +/- MRD |
Complete remissie + op beenmergbiopt immunohistochemische beoordeling van percentage HCL infiltraten |
Partiƫle remissie |
Hb > 6.8 mmol/L, trombocyten > 100×10^9/L, neutrofiele granulocyten > 1,5×10^9/L, > 50% afname in organomegalie en > 50% afname in HCL infiltraten in beenmergbiopt |
Stabiele ziekte |
Geen tekenen van remissie |
Progressieve ziekte |
Toename van ziekte symptomen, 25% toename in organomegalie of 25% afname in perifere bloedwaardes (niet veroorzaakt door therapie) |
Morfologisch recidief |
Terugkeer vanĀ HCL in perifeer bloed en/of beenmerg zonder cytopenie |
Hematologisch recidief |
Hb < 6.8 mmol/L, trombocyten < 100×10^9/L, neutrofiele granulocyten <1,5×10^9/L |
* beenmergonderzoek niet verrichten voor 4-6 maanden na cladribine
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van een review over HCLv, de internationale richtlijn over HCLc (bij ontbreken van een richtlijn over HCLv) en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Ā
Referentie
Aanbevelingen diagnostiek
Diagnose heroverwegen
Overleg met (indien van toepassing) consultverlenend ziekenhuis
Aanbevelingen
Symptomatisch recidief:
Cladribine in combinatie met rituximab conform eerstelijns behandeling, eventueel gevolgd door rituximab consolidatie Ā indien geen CR
Alternatief bij splenomegalie met geringe beenmerginfiltratie of symptomatische splenomegalie en niet verhoogd chirurgisch risico:
Splenectomie, eventueel gevolgd door rituximab Ā 375 mg 8x a 1 week
Alternatief bij symptomatische splenomegalie en verhoogd chirurgisch risico:
Radiotherapie van de milt, eventueel gevolgd door rituximab consolidatie 375 mg/m2 8x a 1 week
Alternatief:
Bendamustine 70mg/m2 d1,2, Rituximab 375mg/m2 d1, totaal 4x Visentin 2017 Ā Ā Ā Ā Ā
Ibrutinib 1dd420mg Bohn 2017
Conclusies
Conclusie |
Grade |
Cladribine-rituximab |
Expert opinion |
Splenectomie |
Expert opinion |
Radiotherapie |
Expert opinion |
Rituximab consolidatie |
Expert opinion |
Ibrutinib |
Expert opinion |
Rituximab Bendamustine |
Expert opinion |
Onderbouwing
Van HCLv is het bekend dat de responsen minder diep zijn dan bij HCLc en de remissieduur korter. Bij progressie kunnen forse abdominale lymfadenopathie, massale splenomegalie, ernstige cytopenie en beenmerginfiltratie voorkomen. Transformatie naar een agressieve ziekte met blastaire kenmerken en ontwikkeling van B-symptomen is mogelijk.Matutes 2015 Gezien de zeldzaamheid van de ziekte zijn er geen gegevens over tweedelijns behandeling bij HCLv. De recente richtlijn adviseert klinische studies, cladribine-rituximab, moxetumumab pasodotox of ibrutinib als tweedelijns behandeling.Troussard 2017 Momenteel zijn er geen klinische studies in Nederland en Moxetumumab pasodotox is niet in Nederland verkrijgbaar. Er zijn data over verbetering van respons op rituximab consolidatie na cladribine en casuistiek over monotherapie rituximab en consolidatie rituximab na splenectomie.Matutes 2015 De werkgroep is van mening dat een potentiƫle verlenging van de remissie duur met rituximab consolidatie opweegt tegen de toxiciteit van deze behandeling. Er is geen schema bekend van consolidatie na cladribine.
Preklinische data laten gevoeligheid voor ibrutinib zien in HCLv cellen, waardoor dit potentieel een optie is bij HCLv.Thompson 2017 Ā Dit werd bevestigd in een recente case-report.Bohn2017 In een kleine studie waarbij 11 patiĆ«nten met HCLv (1 patiĆ«nt als eerstelijns behandeling, 10 patiĆ«nten recidief) behandeld werden met monotherapie ibrutinib kregen 3 patiĆ«nten een partiĆ«le respons en de overige patiĆ«nten stabilisatie van de ziekte.Jones 2016
In een retrospectieve studie werden 3 HCLv patiĆ«nten in eerstelijn behandeld met bendamustine rituximab gedurende 4 kuren.Ā Alle 3 de patiĆ«nten bereikten een complete remissie, en behielden die ook na 18-20 maanden follow up. Visentin 2017 Voor patiĆ«nten met verwachte lage toxiciteit van deze behandeling zou dit ook in tweedelijn een potentieel goede optie kunnen zijn.
Ā
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van een review over HCLv, de richtlijn over HCL en gerichte search op basis van expertise van de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Aanbevelingen
Responsbeoordeling 4-6 maanden na behandeling:
Anamnese: koorts, infecties, klachten van splenomegalie, vermoeidheid, gewichtsverlies
Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van de milt
Bloedonderzoek: Hb > 6,8 mmol/l of trombocyten > 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten > 1,0 x 109/l passend bij remissie?
Aanbevelingen
Indien partiƫle remissie of complete remissie follow-up a 3-12 maanden:
Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maanden
Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalie
Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/l
Onderbouwing
Omdat cladribine langdurige myelosuppressie geeft is het van belang het effect van de behandeling pas 4-6 maanden later te beoordelen. Het beoogde resultaat van behandeling is tenminste partiƫle remissie. Ook bij partiƫle remissie kan er jarenlang asymptomatische ziekte zijn.Grever2017 De werkgroep is van mening dat buiten studies er geen noodzaak is voor aanvullend beenmergonderzoek indien er bij anamnese, lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek aanwijzing is voor partiƫle of complete remissie.
Na cladribine is er langdurige T-cel depletie, terwijl opportunistische infecties zeldzaam zijn. Er is geen standaard aanbeveling voor monitoring van het aantal CD4+ T-cellen. Grever2017
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de internationale richtlijn over HCLc (bij ontbreken van een richtlijn over HCLv) Ā en expertise van de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Aanbevelingen
Uitleg over diagnose, prognose en behandeling, eventueel verwijzen naar patiƫntenrichtlijn en Hematon
Uitleg over mogelijkheid voor splenectomie of radiotherapie van de milt bij symptomatische splenomegalie en gezamenlijke besluitvorming over behandelplan
Uitleg over mogelijkheid valaciclovir en cotrimoxazol wel of niet gebruiken en gezamenlijke besluitvorming over behandelplan
Uitleg over infectiepreventie en wanneer noodzaak is voor acute behandeling, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroos
Advies griepvaccinatie
Aandacht voor eventuele psychosociale problematiek, overweeg de āLastmeterā bij diagnose, na start behandeling, na afsluiten van behandeling
Onderbouwing
PatiĆ«nten worden door hun ziekte geconfronteerd met nieuwe situaties waarin belangrijke beslissingen genomen dienen te worden. Als er verschillende opties voor zorgverlening mogelijk zijn, die wat betreft bijwerkingen, effectiviteit of gevolgen voor de patiĆ«nt gelijkwaardig zijn, dient de voorkeur van de patiĆ«nt meegewogen te worden. Dit gezamenlijke besluitvormingproces wordt ook wel āshared decision makingā of āsamen beslissenā genoemd, met als doel hogere patiĆ«nttevredenheid en betere uitkomst van zorg.(https://www.zorginzicht.nl/kennisbank/Paginas/Richtlijnen-en-shared-decision-making-in-de-praktijk.aspx#platform) Hulpmiddelen om dit besluitvormingsproces goed te laten verlopen kunnen patiĆ«ntrichtlijnen, keuzehulpen en informatie of lotgenotencontact van de patiĆ«ntenvereniging zijn.( https://www.demedischspecialist.nl/samen-beslissen) (https://www.hematon.nl/leukemie/hairy-cell+leukemie+hcl)
Het is van belang patiƫnten te instrueren hoe infecties voorkomen kunnen worden en wanneer acute behandeling nodig is, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroos. Grever2017
Patiƫnten met verminderde weerstand door leukemie of medicatie komen in aanmerking voor het griepvaccinatieprogramma. (https://www.snpg.nl)
Omdat het krijgen van kanker een ingrijpende verstoring in lichamelijk, emotioneel, sociaal, praktisch en levensbeschouwelijk opzicht kan geven, kan dit leiden tot problemen/distress. Daarom moet tijdig gesignaleerd worden of er sprake is van distress en/of een zorgbehoefte. De āLastmeterā (= thermometer met probleemlijst en de vraag naar verwijswens), is een instrument dat bij diagnose, en eventueel tijdens of na de behandeling kan worden ingezet om tijdig distress en zorgbehoefte vast te stellen. (https://www.oncoline.nl/detecteren-behoefte-psychosociale-zorg)
Zoekverantwoording
Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van expertise van de vertegenwoordiger van de patiƫntenvereniging en de richtlijnwerkgroep.
Referentie
Ā© 2022. Alle rechten voorbehouden
Nederlandse Vereniging voor Hematologie