Klassieke Haarcelleukemie (Classic Hairy Cell Leukemia) (HCLc)

Autorisatiedatum: 14-03-2018

Klik hier om de PDF te genereren,
dit duurt even, maar u kunt het bestand straks terugvinden in uw downloads.

Na het klikken op de knop kunt u deze popup sluiten.

Terug naar het richtlijnenoverzicht

Richtlijninformatie

Verantwoording

Onderwerp

De klassieke haarcelleukemie of hairy-cell leukemia (HCLc) is een rijpcellige chronische B cel maligniteit, gekarakteriseerd door pancytopenie vanwege beenmerginfiltratie met fibrose, splenomegalie en symptomen van vermoeidheid en infecties. Het is een zeldzame aandoening die in Nederland gemiddeld 60 keer per jaar wordt vastgesteld, 4 keer zo vaak bij mannen als bij vrouwen. De mediane leeftijd bij presentatie is 59 jaar. Dinmohamed 2017Ā 

Bij HCLc is er bijna altijd een BRAFV600E mutatie, waardoor activatie optreedt van BRAF, MEK en ERK, de zogenoemde ā€˜MAPK pathwayā€™. Tiacci 2011Ā 

Variant HCL (HCLv) heeft geen BRAFV600E mutatie en wordt beschouwd als een aparte entiteit en niet in deze richtlijn besproken. (zie richtlijn Haarcellleukemie variant (HCLv))Ā 

De ā€œHairy cell Leukemia Foundationā€ heeft in 2017 op basis van een internationale conferentie een consensus richtlijn opgesteld voor diagnose en beleid bij patiĆ«nten met HCLc. Grever 2017 Dit is de belangrijkste bron waar deze richtlijn op gebaseerd is.Ā 

Doel

Richtlijn voor optimale diagnostiek, behandeling en follow-up van HCLc in dagelijkse praktijk, zoals deze in alle Nederlandse ziekenhuizen kan worden uitgevoerd (geen echelonering van toepassing).Ā Ā 

Voor diagnostiek, behandeling en follow-up van HCLv verwijzen we naar de richtlijn Haarcellleukemie variant (HCLv).Ā Ā 

Doelgroep

Internisten (oncologen, hematologen)

Samenstelling werkgroep
  • Hoogendoorn, Internist-hematoloog, Medisch Centrum Leeuwarden, Leeuwarden
  • A.P. Kater, Internist-hematoloog, AMC, Amsterdam, voorzitterĀ 
  • Kersting, Internist-hematoloog, Hagaziekenhuis, Den Haag
  • O. de Graaf, moleculair bioloog, Radboud UMC, Nijmegen
  • E.F.M. Posthuma, Internist-hematoloog, Reinier de Graaf Gasthuis, DelftĀ 
  • Raymakers, Internist-hematoloog, UMCU, Utrecht
  • E. van der Spek, Internist-hematoloog, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem

Met medewerking van:Ā 

  • de Jong, patholoog, VUMC, Amsterdam
  • de Jong, commissie belangenbehartiging, Stichting Hematon, Utrecht
  • W.A.T. Slieker, medisch immunoloog, Noordwest Ziekenhuisgroep, AlkmaarĀ 

Ā Met ondersteuning van beleidsmedewerker NVvHĀ 

Belangenverklaringen
  • De HOVON-CLL-werkgroep verricht studies met financiĆ«le ondersteuning van de volgende firmaā€™s: Acerta, Celgene, Roche/Genentech, Janssen, Abbvie, BMS, GileadĀ Ā 
  • A. de Graaf: geen
  • M. Hoogendoorn: Vergoedingen voor consulting van Advisory Board: Novartis
  • A. Kater: Vergoedingen voor consulting van Advisory Board: Janssen, Roche, Gilead, AbbvieĀ 
  • Vergoeding voor bijwonen / spreken symposium: Janssen, Roche, Gilead, AbbvieĀ 
  • Ontvangen researchgelden: Sanofi, Celgene, Gilead, Roche, Abbvie, JanssenĀ 
  • S. Kersting: Vergoeding voor consulting van Advisory Board: Novartis, Gilead, AbbvieĀ 
  • E.F.M. Posthuma: Vergoedingen Advisory Board: Roche, Gilead, AbbvieĀ 
  • R. Raymakers: Vergoedingen voor consulting van Advisory Board: Janssen, Novartis
  • W. Slieker: geen
  • E. van der Spek: Vergoeding voor bijwonen / spreken symposium: Amgen, Abbvie
Implementatie

De conceptrichtlijn is voor commentaar aangeboden aan de leden van de Nederlandse Vereniging voor Hematologie (NVvH). Geen van de leden heeft commentaar ingezonden. De richtlijn werd op 9-11-2017 door de HOVON-CLL-werkgroep inhoudelijk vastgesteld. Ten slotte is de richtlijn ter autorisatie gestuurd naar de Nederlandse Vereniging voor Hematologie. Autorisatie heeft plaatsgevonden op 14-03-2018.Ā 

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen.Ā 

Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen wordt deze richtlijn verspreid onder de professionals van de bij de totstandkoming van deze richtlijn betrokken organisatie(s):Ā Ā 

  • Per mail naar de leden van de NVvHĀ 
  • Publicatie (link naar) richtlijn op de websites van Stichting HOVON (www.hovon.nl) en de NVvH (www.hematologienederland.nl)Ā Ā 
  • Publicatie in Nederlands Tijdschrift voor HematologieĀ Ā 

Samenvatting

Overzicht van alle aanbevelingen

DiagnostiekĀ 

UitgangsvraagĀ 

Welke diagnostiek dient verricht te worden bij verdenking HCLc?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Anamnese: klachten van anemie, infecties, koorts, vermoeidheid, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie Ā 
  • Lichamelijk onderzoek: Lymfadenopathie (meestal afwezig), lever en milt grootteĀ 
  • Bloedonderzoek:Ā Hb, leukocyten, trombocyten, manuele leukocytendifferentiatie Immunofenotypering (zie tabel 1) Ā 
  • Beenmergonderzoek (alleen indien diagnose niet eenduidig op basis van perifeer bloed leukocytendifferentiatie en immunofenotypering) Ā 

 

UitgangsvraagĀ 

Welke diagnostiek dient verricht te worden vooraf aan therapie voor HCLc?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Anamnese: niveau van functioneren (ā€˜WHO performanceā€™-score), klachten van anemie,Ā  infecties [risico op (vaak atypische) tuberculose], koorts, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie, familiair voorkomen hematologische maligniteiten en/of auto-immuunziektenĀ 
  • Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van miltĀ 
  • Bloedonderzoek:
    • Hb, leukocyten, trombocyten, leukocytendifferentiatie (manueel), reticulocytenĀ 
    • Nierfunctie, leverfunctieĀ 
    • HIV, Hepatitis B, C Ā 
  • Beeldvorming: Ā 
    • X thorax (aanwijzing voor infectie, andere longafwijkingen)Ā Ā 
    • Echo abdomen (vraagstelling miltgrootte, achterwege laten indien splenomegalie bij lichamelijk onderzoek vast te stellen is)Ā 

 

Stadiƫring

UitgangsvraagĀ 

Wat zijn criteria voor symptomatische HCLc?Ā 

Ā AanbevelingenĀ 

  • Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maandenĀ 
  • Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalieĀ Ā 
  • Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/lĀ Ā 

 

Prognosticering

UitgangsvraagĀ 

Welke onderzoeken moeten gedaan worden om prognose in te schatten bij primaire diagnose HCLc?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Geen aanvullend onderzoek Ā 
  • BehandelingĀ 

 

UitgangsvraagĀ 

Wat is het beleid bij asymptomatische HCLc?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Vervolgen elke 3-6 maanden op criteria passend bij symptomatische HCLcĀ 

 

UitgangsvraagĀ 

Wat is de eerstelijns behandeling van symptomatisch HCLc?Ā Ā 

AanbevelingenĀ 

  • CladribineĀ 
    • Intraveneus: 0,12-0,14mg/kg 1x daags dag 1-5Ā Ā 
    • Intraveneus: 0,12-0,15mg/kg 1x daags dag 1, 8, 15, 22, 29, (36)Ā 
    • Subcutaan: 0,1-0,14 mg/kg 1 x daags dag 1-5Ā 
    • Subcutaan: 0,1-0,14 mg/kg 1 x daags dag 1, 8, 15, 22, 29, (36)Ā 
  • Alternatief als eerste aanpak bij ernstige infecties en neutropenie:Ā Ā 
    • Interferon alfa-2a s.c. 3 x per week 3 milj. IEĀ Ā 

 

UitgangsvraagĀ 

Welke aanvullende maatregelen moeten genomen worden bij behandeling met cladribine?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Overweeg herpes profylaxe: valaciclovir 2dd500mg tot 6 maanden na behandelingĀ 
  • Overweeg pneumocystis jirovecci pneumonie (PCP) profylaxe: cotrimoxazolĀ  1dd480mg vanaf 1 week na laatste cladribine (i.v.m. kans op huidtoxiciteit bij combinatie) tot 6 maanden na behandelingĀ 
  • Bestraalde bloedproducten: tot 1 jaar na behandelingĀ Ā 

 

UitgangsvraagĀ 

Wat is het doel van behandeling bij HCLc?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Induceren van een symptoomvrij interval: partiĆ«le of complete remissie op klinische parameters en bloedbeeldĀ 

Ā 

UitgangsvraagĀ Ā 

Wat is de behandeling van een symptomatisch HCLc recidief > 2 jaar na behandeling?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Recidief > 5 jaar na behandeling:Ā 
    • Cladribine conform eerstelijns behandelingĀ 
  • Recidief 2-5 jaar na behandeling:Ā Ā 
    • Cladribine 5 daags schema conform eerstelijns behandeling, gevolgd door rituximab 8x 375mg/m2 a 1 weekĀ 

Ā 

UitgangsvraagĀ 

Wat is het beleid bij een symptomatisch HCLc recidief <2 jaar na behandeling?Ā 

Aanbevelingen diagnostiekĀ 

  • Diagnose heroverwegenĀ 
  • Beenmerg aspiraat (of perifeer bloed bij dry tap): immunofenotypering (zie tabel 1), moleculaire diagnostiek (allel-specifieke PCR of next generation sequencing) BRAF V600E, del(17p), TP53 mutatie, IGHV4-34 rearrangement, IGHV mutatie statusĀ 
  • Beenmerg biopt: morfologische beoordeling (Hematoxyline-eosine kleuring, Gomorri kleuring) en uitgebreid immunohistochemisch onderzoek (zie tabel 3). Eventueel BRAF V600E en TP53 mutatiediagnostiek, indien geen ander materiaal beschikbaar.Ā 
  • Hoog risico factoren beoordelen: ernstige anemie ofĀ  massale milt bij diagnose, afwezigheid BRAFV600E, TP53 defecten (del(17p), TP53 mutatie), expressie IGHV4-34 rearrangement, ongemuteerd IGHVĀ 
  • Overleg met (indien van toepassing) consultverlenend ziekenhuisĀ Ā 

Ā Aanbevelingen behandelingĀ 

  • BRAF V600E aanwezig en geen hoog risico factoren:Ā Ā 
    • Cladribine 5 daags schema conform eerstelijns behandeling, gevolgd door rituximab 8x 375mg/m2Ā  a 1 weekĀ 
  • BRAF V600E aanwezig en hoog risico factoren aanwezig:Ā Ā 
    • Overweeg vemurafenib 2dd960, tenminste 8 weken, maximaal 24 weken (streef 16-18 weken), dosis aanpassing op geleide van bijwerkingenTiacci 2015, alternatief 6x bendamustine 90mg/m2-rituximab a 4 weken Burotto 2013Ā 
  • Meerdere relapsen en BRAF V600E aanwezig:Ā 
    • Overweeg vemurafenib 2dd960, tenminste 8 weken, maximaal 24 weken (streef 16-18 weken), dosis aanpassing op geleide van bijwerkingenTiacci 2015, alternatief 6x bendamustine 90mg/m2-rituximab a 4 wekenĀ 
  • HCL waarbij BRAF V600E afwezig en IGHV4-34 aanwezig of ongemuteerd IGHV (aparte entiteit, zie richtlijn HCLv):Ā Ā 
    • Overweeg ibrutinib 1dd420mgĀ 
  • HCL BRAF V600E aan of afwezig en grote milt:Ā 
    • Overweeg splenectomieĀ 

 

UitgangsvraagĀ 

Wat is de follow-up na behandelde HCLc?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Responsbeoordeling 4-6 maanden na behandeling:Ā Ā 
  • Anamnese: koorts, infecties, klachten van splenomegalie, vermoeidheid, gewichtsverliesĀ 
  • Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van de miltĀ Ā 
  • Bloedonderzoek: Hb > 6,8 mmol/l of trombocyten > 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten > 1,0 x 109/lĀ Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Indien partiĆ«le remissie of complete remissie follow-up a 3-12 maanden:Ā Ā 
  • Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maandenĀ 
  • Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalieĀ Ā 
  • Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/lĀ Ā 

Ā 

UitgangsvraagĀ 

Wat zijn patiĆ«nt specifieke aandachtspunten bij diagnostiek, behandeling en follow-up van HCL?Ā 

AanbevelingenĀ 

  • Uitleg over diagnose, prognose en behandeling, eventueel verwijzen naar patiĆ«ntenrichtlijn en HematonĀ 
  • Uitleg over meerdere toedieningschemaā€™s cladribine en gezamenlijke besluitvorming over behandelplanĀ 
  • Uitleg over indicatie valaciclovir en cotrimoxazol en gezamenlijke besluitvorming over behandelplanĀ 
  • Uitleg over infectiepreventie en wanneer noodzaak is voor acute behandeling, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroosĀ 
  • Advies griepvaccinatieĀ 
  • Aandacht voor eventuele psychosociale problematiek, overweeg de ā€˜Lastmeterā€™ bij diagnose, na start behandeling, na afsluiten van behandelingĀ 

Stroomdiagram behandelingĀ 

Diagnostiek

  • UitgangsvraagĀ 

    Welke diagnostiek dient verricht te worden bij verdenking HCLc?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Anamnese: klachten van anemie, infecties, koorts, vermoeidheid, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie Ā 

    Lichamelijk onderzoek:Ā  Lymfadenopathie (meestal afwezig), lever en milt grootteĀ 

    Bloedonderzoek:Ā Ā 

    • Hb, leukocyten, trombocyten, manuele leukocytendifferentiatie Immunofenotypering (zie tabel 1) Ā 

    Beenmergonderzoek (alleen indien diagnose niet eenduidig op basis van perifeer bloed leukocytendifferentiatie en immunofenotypering) Ā 

    Ā 

    Tabel 1: Immunofenotypering bij HCLcĀ 

    Minimaal vereistĀ 

    Expressiepatroon HCLcĀ 

    CD45Ā 

    positiefĀ 

    CD5Ā 

    negatiefĀ 

    CD10Ā 

    negatiefĀ 

    CD19Ā 

    positiefĀ 

    CD20Ā 

    positiefĀ 

    CD23Ā 

    negatiefĀ 

    CD38Ā 

    negatiefĀ 

    CD11cĀ 

    positiefĀ 

    CD25Ā 

    positiefĀ 

    CD 103Ā 

    positiefĀ 

    smIg-Kappa, smIg-LambdaĀ 

    smIg lichte keten restrictie (Kappa of Lambda)Ā 

    Additionele markersĀ 

    Ā 

    CD22Ā 

    positiefĀ 

    CD123Ā 

    positiefĀ 

    CD43Ā 

    merendeel negatiefĀ 

    FCM7Ā 

    Ā positiefĀ 

    CD79bĀ 

    merendeel positiefĀ 

    CD200Ā 

    positiefĀ 

    Ā 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    ImmunofenotyperingĀ 

    BĀ 

    Beenmergonderzoek alleen op indicatieĀ 

    Expert opinionĀ 

    Ā 

    OnderbouwingĀ Ā 

    HCLc is een diagnose die overwogen moet worden indien een patiĆ«nt zich presenteert met (opportunistische) infecties en pancytopenie. In de morfologie van het perifere bloed is er een opvallende monocytopenie en een vaak klein percentage afwijkende lymfocyten, mediane grootte met een ovale of boonvormige of niervormige kern, fijn chromatine, minder gecondenseerd dan in rijpe lymfocyt, geen nucleoli, bleek cytoplasma en harige uitsteeksels. Er is een karakteristiek immunofenotyperings patroon waarbij, indien aanwezig, de diagnose op perifeer bloed gesteld kan worden. Tabel 1 vermeldt het minimaal vereiste panel en een additioneel panel voor de immunofenotypering van rijpe B-celmaligniteiten en tevens het expressiepatroon van HCLc. De panels zijn opgesteld door de Nomenclatuurcommissie van de Stichting Kwaliteitsbewaking Medische Laboratoriumdiagnostiek (SKML), sectie Immunologische en Moleculaire Celdiagnostiek (IMCD) (zie Richtlijnen op de website www.cytometrie.nl). Uitgangspunt van deze panels is de WHO richtlijn van 2008. Swerdlow 2008 Het additionele panel betreft markers die niet essentieel zijn maar wel duidelijk toegevoegde waarde hebben.Ā 

    Naast immunoglobuline lichte keten restrictie en positiviteit voor de pan-B-celmerkers CD19, CD20 (sterke expressie) en CD22 (sterk), wordt het immunofenotype van HCLc gekenmerkt door de co-expressie van CD11c (sterk), CD25, CD103, CD123 (sterk) en CD200 (sterk).Swerdlow 2008, DelGuidice 2004, Dong 2009, Stetler-Stevenson 2011, Venkataraman 2011, Jones 2012, Shao 2013, Matutes 2015, Grever 2017, Brunetti 2009, Pillai 2013Ā HCLc is zelden positief voor CD5, CD10, CD23, CD43 en CD38.Shao 2013, Matutes 2015Ā In tegenstelling tot HCLc cellen, zijn HCLv cellen vrijwel altijd negatief voor CD25, CD123 en CD200. Stetler-Stevenson 2011, Venkataraman 2011, Jones 2012, Shao 2013, Matutes 2015, Grever 2017, Pillai 2013, Robak 2011, Cornet 2014, Robak 2015, Quest 2015Ā 

    Bij flowcytometrische immunofenotypering is een accurate gate-setting essentieel. HCLc cellen kunnen worden gemist indien de gate-setting niet op de juiste wijze gebeurt. In de scatter plot bevinden HCLc cellen zich deels in het gebied waar normaliter de monocyten liggen. Yasuda 2015 De lymfocytengate moet dus ruimer dan gebruikelijk worden gezet.Ā Ā 

    Indien de diagnose bij uitzondering niet gesteld kan worden op immunofenotypering van perifeer bloed, kan een beenmergonderzoek verricht worden. Ook geeft het beenmergonderzoek informatie over de mate van beenmerginfiltratie en resthematopoiese. Bij 10% is er een hypocellulair beenmerg. Het aspiraat is vaak een dry tap door de fibrose. Grever 2017 In het biopt wordt een lymfoide infiltratie gezien, variĆ«rend van meer interstitieel naar diffuus gelegen. Het ruime cytoplasma geeft het typische ā€œgebakken eiā€ aspect. Verder zijn er typische ā€œbloedmeertjesā€ en reticuline vervezeling met korte dikke vezeltjes. Noodzakelijke immuunhistochemische kleuringen zijn ten minste CD20, CD79a, CD3, CD5 en CyclineD1. Bij een dry tap is uitgebreidere immunohistochemische kleuringen op ā€˜Formalin Fixed Paraffin Embeddedā€™(FFPE) materiaal noodzakelijk om HCL te differentiĆ«ren van andere kleincellige B-cel lymfomen met lokalisatie in het beenmerg (afhankelijk van de differentiaal diagnose bv CD10, BCL6, BCL2, CD23, CD138, Kappa/Lambda, immuunglobuline zware ketens, SOX11, LEF1) en om de diagnose HCL verder te onderbouwen (bv BRAFV600E-immuunhistochemische kleuring,Ā  AnnexineA1, CD25, CD123). Swerdlow 2017Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Alleen voor immunofenotypering is een literatuur analyse verricht. In PubMed is tot 10 jaar terug gezocht naar Engelstalige publicaties met in de titel het trefwoord ā€œhairy cell leuk(a)emiaā€. Dit leverde 411 hits op. Op basis van de abstracts zijn hieruit 19 publicaties geselecteerd waarin flowcytometrische immunofenotypering van HCL aan de orde komt. Tevens zijn de publicaties teruggezocht waar naar gerefereerd wordt in de WHO classificatie van 2008 in het hoofdstuk ā€œHairy cell leukaemiaā€ onder de alinea ā€œImmunophenotypeā€. Voor de overige diagnostiek is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de World Health Organisation classificatie, de internationale richtlijn en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentiesĀ 

    • Swerdlow 2008Ā 
    • DelGuidice 2004Ā 
    • Dong 2009Ā 
    • Stetler-Stevenson 2011Ā 
    • Venkataraman 2011Ā 
    • Jones 2012Ā 
    • Shao 2013Ā 
    • Matutes 2015Ā 
    • Grever 2017Ā 
    • Brunetti 2009Ā 
    • Pillai 2013Ā 
    • Robak 2011Ā 
    • Cornet 2014Ā 
    • Robak 2015Ā 
    • Quest 2015Ā 
    • Yasuda 2015Ā 
    • Swerdlow 2017Ā 
  • UitgangsvraagĀ 

    Welke diagnostiek dient verricht te worden vooraf aan therapie voor HCLc?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Anamnese: niveau van functioneren (ā€˜WHO performanceā€™-score), klachten van anemie,Ā  infecties [risico op (vaak atypische) tuberculose], koorts, gewichtsverlies, klachten passend bij splenomegalie, familiair voorkomen hematologische maligniteiten en/of auto-immuunziektenĀ 

    Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van miltĀ 

    Bloedonderzoek: Ā 

    • Hb, leukocyten, trombocyten, leukocytendifferentiatie (manueel), reticulocytenĀ 
    • Nierfunctie, leverfunctieĀ 
    • HIV, Hepatitis B, C Ā 

    Beeldvorming: Ā 

    • X thorax (aanwijzing voor infectie, andere longafwijkingen)Ā Ā 
    • Echo abdomen (vraagstelling miltgrootte, achterwege laten indien splenomegalie bij lichamelijk onderzoek vast te stellen is)Ā Ā 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    BloedonderzoekĀ 

    CĀ 

    BeeldvormingĀ 

    CĀ 

     

    OnderbouwingĀ 

    Aanvullend onderzoek is erop gericht om symptomatologie en uitgebreidheid van de ziekte in kaart te brengen. In de dagelijkse praktijk kan radiologische beeldvorming zeer beperkt blijven indien bij lichamelijk onderzoek miltgrootte goed vast te leggen is. Bepaling van de nierfunctie is belangrijk vanwege eventueel noodzakelijke dosisaanpassingen van cladribine. (https://www.bccancer.bc.ca/drug-database-site/Drug%20Index/Cladribine_monograph_1Sept2013_formatted.pdf)Ā Ā 

    Omdat chronische of actieve hepatitis B of C kan verergeren na behandeling met anti-CD20 monoklonale antistof, dient serologisch onderzoek vooraf aan behandeling met anti-CD20 monoklonale antistof verricht te worden. Grever 2017Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de internationale richtlijn en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentieĀ 

    Grever 2017Ā 

Stadiƫring

  • UitgangsvraagĀ 

    Wat zijn criteria voor symptomatische HCLc?Ā 

    Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maandenĀ 

    Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalieĀ Ā 

    Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/lĀ Ā Ā 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    BloedonderzoekĀ 

    CĀ 

     

    OnderbouwingĀ 

    Er bestaat geen stadiumindeling voor HCLc. In de praktijk is het belangrijk onderscheid te maken tussen asymptomatisch en symptomatische HCLc. Het merendeel van de patiĆ«nten (ongeveer 90%), heeft bij diagnose een symptomatische HCLc en een behandelindicatie. Na behandeling met purine analoga wordt het merendeel van de patiĆ«nten gedurende (vele) jaren asymptomatisch. Grever 2017Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de internationale richtlijn en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentieĀ 

    Grever 2017Ā 

Prognosticering

  • UitgangsvraagĀ 

    Welke onderzoeken moeten gedaan worden om prognose in te schatten bij primaire diagnose HCLc?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Geen aanvullend onderzoekĀ 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    Geen aanvullend onderzoekĀ 

    Expert opinionĀ 

    Ā 

    OnderbouwingĀ 

    PatiĆ«nten met HCL hebben een uitstekende prognose die in Nederland gelijk is aan die van patiĆ«nten zonder HCL.Dinmohamed 2017 De werkgroep is van mening dat aanvullende moleculaire bepalingen vooraf aan behandeling en stringente remissie beoordeling na behandeling niet nodig zijn bij een standaard HCLc patiĆ«nt.Ā Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht maar gebruik gemaakt van de expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentieĀ 

    Dinmohamed 2017Ā 

Behandeling

Open/geplande HOVON-studiesĀ Ā 

https://www.hovon.nl/studies/studies-per-ziektebeeld/cll.htmlĀ Ā Ā 

  • UitgangsvraagĀ 

    Wat is het beleid bij asymptomatische HCLc?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Vervolgen elke 3-6 maanden op criteria passend bij symptomatische HCLcĀ 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    Wait and see bij asymptomatische HCLcĀ 

    CĀ 

     

    OnderbouwingĀ 

    Een minderheid van 10% van de patiĆ«nten is asymptomatisch bij diagnose en kan vervolgd worden tot het ontstaan van symptomatische HCL. Grever 2017Ā Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de internationale richtlijn en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentieĀ 

    Grever 2017Ā 

  • UitgangsvraagĀ 

    Wat is de eerstelijns behandeling van symptomatisch HCLc?Ā 

     

    AanbevelingenĀ 

    CladribineĀ 

    • Intraveneus: 0,12-0,14mg/kg 1x daags dag 1-5 Ā 
    • Intraveneus: 0,12-0,15mg/kg 1x daags dag 1, 8, 15, 22, 29, (36)
    • Subcutaan: 0,1-0,14 mg/kg 1 x daags dag 1-5
    • Subcutaan: 0,1-0,14 mg/kg 1 x daags dag 1, 8, 15, 22, 29, (36)Ā 

    Alternatief als eerste aanpak bij ernstige infecties en neutropenie:Ā Ā 

    • Interferon alfa-2a s.c. 3 x per week 3 milj. IEĀ Ā 

    Ā ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    Cladribine als eerstelijns behandelingĀ 

    BĀ 

    Interferon bij ernstige infecties en neutropenieĀ 

    CĀ 

     

    OnderbouwingĀ 

    Behandeling met purine-analogen leidt bijna altijd tot een respons, meestal een complete remissie. Hoewel nooit direct vergeleken, lijken cladribine en pentostatine even effectief. Vanwege een gemakkelijker toedieningschema wordt cladribine het meeste gebruikt, waarbij intraveneuze of subcutane toediening gelijkwaardig zijn. Grever 2017 Cladribine geeft bij 72-98% van de patiĆ«nten een complete remissie na een kuur van 5-7 dagen.Thompson 2017Ā 

    Bij infecties en ernstige neutropenie kan er een contra-indicatie zijn voor cladribine, vanwege het immuunsuppressieveĀ  effect. Grever 2017Behandeling met filgrastim leidt niet tot vermindering van infecties. Grever 2014 Behandeling met interferon alfa, eventueel in combinatie met filgrastim, kan leiden tot verbetering van bloedgetallen en controle van de infectie, waarna vervolgens behandeling met purine-analogen kan plaatsvinden. Grever 2014Ā Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van internationale richtlijnen en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentieĀ 

    Grever 2017Ā 

    Thompson 2017Ā 

    Grever 2014Ā 

  • UitgangsvraagĀ 

    Welke aanvullende maatregelen moeten genomen worden bij behandeling met cladribine?Ā Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Overweeg herpes profylaxe: valaciclovir 2dd500mg tot 6 maanden na behandelingĀ 

    Overweeg pneumocystis jirovecci pneumonie (PCP) profylaxe: cotrimoxazolĀ  1dd480mg vanaf 1 week na laatste cladribine (i.v.m. kans op huidtoxiciteit bij combinatie) tot 6 maanden na behandelingĀ 

    Bestraalde bloedproducten: tot 1 jaar na behandelingĀ 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    Valaciclovir ter preventie van herpes adimplex en herpes zosterĀ 

    CĀ 

    Cotrimoxazol ter preventie van PCPĀ 

    Expert opinionĀ 

    Bestraalde bloedproducten vanwege risico op transfusie-gerelateerde ā€˜graft-versus-hostā€™ ziekteĀ 

    CĀ 

     

    OnderbouwingĀ 

    Behandeling met cladribine geeft naast myelumsuppressie ook langdurige T-cel depletie, waarbij meestal de eerste 6 maanden het aantal CD4+ T-cellen <0,2 x10^9/l is en de mediane duur tot herstel naar normale waarde 40 maanden is. Toch komen opportunistische infecties weinig voor. Thompson 2017 Er zijn geen studies waarbijĀ  herpesprofylaxe of PCP profylaxe zijn onderzocht. Het is van belang patiĆ«nten te instrueren hoe infecties voorkomen kunnen worden en wanneer acute behandeling nodig is, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroos.Grever2017 Om het risico op transfusie-gerelateerde ā€˜graft-versus-hostā€™ ziekte door de diepe T-cel depletie als gevolg van cladribine te verkleinen is het advies bestraalde bloedproducten toe te dienen.CBO richtlijn bloedtransfusie 2011Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van internationale richtlijnen en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentiesĀ 

    Thompson 2017Ā 

    Grever 2017Ā 

    CBO richtlijn bloedtransfusie 2011Ā 

  • UitgangsvraagĀ 

    Wat is het doel van behandeling bij HCLc?Ā 

    Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Induceren van een symptoomvrij interval: partiĆ«le of complete remissie op klinische parameters en bloedbeeldĀ 

    Ā 

    ConclusieĀ 

    Conclusie

    GradeĀ 

    Behandeldoel is partiĆ«le of complete remissie op klinische parameters en bloedbeeldĀ 

    Expert opinionĀ 

     

    OnderbouwingĀ 

    PatiĆ«nten met een complete remissie na behandeling hebben de beste prognose. Echter, ook patiĆ«nten met een partiĆ«le remissie kunnen een uitstekende prognose hebben.Thompson 2017 De werkgroep is van mening dat in de dagelijkse praktijk het doel van de behandeling is om de symptomatische HCLc te wijzigen in een asymptomatische HCLc, waarbij het verkrijgen van complete remissie of minimale restziekte (minimal residual disease=MRD) geen primair doel is. Stabiele ziekte is geen acceptabele respons, omdat behandeling gestart is vanwege symptomatologie of cytopenie. Verbetering van symptomatologie, splenomegalie en perifere bloedwaardes is voldoende om effect van therapie te beoordelen. In studies zijn responsbeoordeling volgens tabel 2 noodzakelijk.Grever 2017Ā 

    Ā 

    Tabel 2: respons beoordeling HCLcĀ 

    ResponsĀ 

    Criteria voor responsĀ 

    Complete remissie*Ā 

    Hb > 6.8 mmol/L, trombocyten > 100×109/L, neutrofiele granulocyten > 1,5×109/L. Normale milt bij lichamelijk onderzoek. Morfologische afwezigheid van HCL in perifeer bloed en beenmergĀ 

    Complete remissie +/- MRDĀ 

    Complete remissie + op beenmergbiopt immunohistochemische beoordeling van percentage HCL infiltratenĀ 

    PartiĆ«le remissieĀ 

    Hb > 6.8 mmol/L, trombocyten > 100×109/L, neutrofiele granulocyten > 1,5×109/L, > 50% afname in organomegalie en > 50% afname in HCL infiltraten in beenmergbioptĀ 

    Stabiele ziekteĀ 

    Geen tekenen van remissieĀ 

    Progressieve ziekteĀ 

    Toename van ziekte symptomen, 25% toename in organomegalie of 25% afname in perifere bloedwaardes (niet veroorzaakt door therapie)Ā 

    Morfologisch recidiefĀ 

    Terugkeer vanĀ  HCL in perifeer bloed en/of beenmerg zonder cytopenieĀ 

    Hematologisch recidiefĀ 

    Hb < 6.8 mmol/L, trombocyten < 100×109/L, neutrofiele granulocyten <1,5×109/LĀ 

    * beenmergonderzoek niet verrichten voor 4-6 maanden na cladribineĀ 

    Ā 

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van internationale richtlijnen en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

    Ā 

    ReferentiesĀ 

    Thompson 2017Ā 

    Grever 2017Ā 

  • UitgangsvraagĀ Ā 

    Wat is de behandeling van een symptomatisch HCLc recidief > 2 jaar na behandeling?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Recidief > 5 jaar na behandeling:Ā 

    • Cladribine conform eerstelijns behandelingĀ 

    Recidief 2-5 jaar na behandeling:Ā Ā 

    • Cladribine 5 daags schema conform eerstelijns behandeling, gevolgd door rituximab 8x 375 mg/m2 a 1 weekĀ 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    Cladribine bij recidief > 5 jaar na behandelingĀ 

    CĀ 

    Cladribine + rituximab bij recidief 2-5 jaar na behandelingĀ 

    Expert opinionĀ 

    Ā 

    OnderbouwingĀ 

    De duur van de eerste remissie is meestal langer dan de duur van de 2e remissie en de kans op complete remissie na recidief behandeling is minder groot dan bij eerstelijns behandeling. Grever 2017 Indien eerstelijns behandeling een responsduur van tenminste 5 jaar heeft gegeven kan deze herhaald worden. Als er een relatief vroeg recidief is (tussen 2 en 5 jaar), is de werkgroep van mening dat potentiĆ«le versterking van het therapie effect van cladribine gewenst is. Uit kleine studies blijkt dat combinatie van rituximab met purine-analogen in 1e en 2e lijn tot een hoog percentage CR leidt, met ook MRD negativiteit. Thompson 2017Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van internationale richtlijnen en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentiesĀ 

    Thompson 2017Ā 

    Grever2017Ā 

  • Aanbevelingen diagnostiekĀ 

    • Diagnose heroverwegenĀ 
    • Beenmerg aspiraat (of perifeer bloed bij dry tap): immunofenotypering (zie tabel 1), moleculaire diagnostiek (allel-specifieke PCR of next generation sequencing) BRAFV600E, del(17p), TP53 mutatie, IGHV4-34 rearrangement, IGHV mutatie statusĀ 
    • Beenmerg biopt: morfologische beoordeling (Hematoxyline-eosine kleuring, Gomorri kleuring) en uitgebreid immunohistochemisch onderzoek (zie tabel 3). Eventueel BRAF V600E en TP53 mutatiediagnostiek, indien geen ander materiaal beschikbaar.Ā 
    • Hoog risico factoren beoordelen: ernstige anemie, vergrote milt, afwezigheid BRAFV600E, TP53 defecten (del(17p), TP53 mutatie), expressie IGHV4-34 rearrangement, ongemuteerd IGHVĀ 
    • Overleg met (indien van toepassing) consultverlenend ziekenhuisĀ 

    Tabel 3: immunohistochemische kleuringen beenmergbioptĀ 

    Minimaal vereistĀ 

    Additioneel ter onderbouwing HCLcĀ 

    CD20Ā 

    Immuunhistochemische kleuring BRAFV600EĀ 

    CD79aĀ 

    Annexine A1Ā 

    CD5Ā 

    CD25Ā 

    Cycline D1Ā 

    CD123Ā 

    Ā 

    Additioneel bij overweging andere kleincellig B cel lymfomenĀ 

    Ā 

    CD10Ā 

    Ā 

    BCL6Ā 

    Ā 

    BCL2Ā 

    Ā 

    CD23Ā 

    Ā 

    CD138Ā 

    Ā 

    Kappa/LambdaĀ 

    Ā 

    Immuunglobuline zware ketensĀ 

    Ā 

    SOX11Ā 

    Ā 

    LEF1Ā 

    Ā 

    Aanbevelingen behandelingĀ 

    • BRAFV600E aanwezig en geen hoog risico factoren:Ā Ā 
      • Cladribine 5 daags schema conform eerstelijns behandeling, gevolgd door rituximab 8x 375mg/m2Ā  a 1 weekĀ 
    • BRAFV600E aanwezig en hoog risico factoren aanwezig:Ā Ā 
      • Overweeg vemurafenib 2dd960, tenminste 8 weken, maximaal 24 weken (streef 16-18 weken), dosis aanpassing op geleide van bijwerkingenTiacci 2015, alternatief 6x bendamustine 90mg/m2-rituximab a 4 weken Burotto 2013Ā 
    • Meerdere relapsen en BRAFV600E aanwezig:Ā 
      • Overweeg vemurafenib 2dd960, tenminste 8 weken, maximaal 24 weken (streef 16-18 weken), dosis aanpassing op geleide van bijwerkingenTiacci 2015, alternatief 6x bendamustine 90mg/m2-rituximab a 4 wekenĀ 
    • HCL waarbij BRAFV600E afwezig en IGHV4-34 aanwezig (aparte entiteit, zie richtlijn HCLv):Ā Ā 
      • Overweeg ibrutinib 1dd420mgĀ 
    • HCL BRAFV600E aan of afwezig en grote milt:Ā 
      • Overweeg splenectomieĀ 

    ConclusiesĀ 

    ConclusieĀ 

    GradeĀ 

    Cladribine-rituximab indien snel recidief HCLc met BRAFV600E aanwezig en geen hoog risico factorenĀ 

    CĀ 

    Vemurafenib bij snel recidief HCLc met BRAFV600E en hoog risico factoren aanwezigĀ Ā 

    Expert opinionĀ 

    Vemurafenib bij meerdere relapsen HCLc met BRAFV600E aanwezigĀ 

    Expert opinionĀ 

    Bendamustine ā€“rituximab bij snel recidief HCLc met BRAFV600E en hoog risico factoren aanwezigĀ Ā 

    Expert opinionĀ 

    Bendamustine ā€“rituximab bij meerdere relapsen HCLc met BRAFV600E aanwezigĀ 

    Expert opinionĀ 

    Ibrutinib bij HCL waarbij BRAFV600E afwezig en IGHV4-34 aanwezigĀ 

    Expert opinionĀ 

    Splenectomie bij snel recidief HCLc met grote miltĀ 

    Expert opinionĀ 

    Ā 

    OnderbouwingĀ 

    Indien er een snel recidief is opgetreden, is het belangrijk de diagnose te heroverwegen en een verklaring te vinden voor de korte remissieduur. Hoog risico kenmerken voor kortere responsduur zijn ernstige anemie of massale milt bij 1e behandeling, aanwezigheid van TP53 defecten (del(17p) of TP53 mutatie), aanwezigheid van IGHV-34 mutatie en ongemuteerde IGHV. Grever 2017 De afwezigheid van de BRAFV600E mutatie is ook een hoog risico factor. Daarom moet voor het bepalen van de BRAFV600E mutatie een gevoelige techniek worden gebruikt waarmee de mutatie in 10% of minder leukemische cellen in perifeer bloed of beenmergaspiraat kan worden aangetoond, zoals allel-specifieke PCR of next generation sequencing. Grever 2017Ā 

    Ā De moleculaire variant van HCL zonder BRAFV600E en met IGHV4-34 rearrangement of ongemuteerd IGHV heeft een klinisch agressief beloop met suboptimaal resultaat op purine-analogen.Thompson 2017 Bij deze groep suggereren preklinische data effectiviteit van ibrutinib. Sivina 2014 Er is geen standaard advies voor patiĆ«nten met HCLc met een hoog risico profiel. Grever 2017 Er is 1 studie verricht met vemurafenib in recidief en refractair HCL (met BRAFV600E), met een respons van 96%-100%.Tiacci 2015 Ook bendamustine-rituximab is effectief in recidief/refactair HCLc.Ā Burotto 2013 Splenectomie is een palliatieve optie als er geen andere mogelijkheden zijn. Thompson 2017Ā 

    Ā 

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van internationale richtlijnen, de referentielijst van de richtlijnen en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

    Ā 

    ReferentiesĀ 

    Grever 2017Ā 

    Thompson 2017Ā 

    Tiacci 2015Ā 

    Sivina 2014Ā 

    Burotto 2013Ā 

  • UitgangsvraagĀ 

    Wat is de follow-up na behandelde HCLc?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Responsbeoordeling 4-6 maanden na behandeling:Ā Ā 

    • Anamnese: koorts, infecties, klachten van splenomegalie, vermoeidheid, gewichtsverliesĀ 
    • Lichamelijk onderzoek: vastleggen van grootte van de miltĀ Ā 
    • Bloedonderzoek: Hb > 6,8 mmol/l of trombocyten > 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten > 1,0 x 109/lĀ Ā 

    AanbevelingenĀ 

    Indien partiĆ«le remissie of complete remissie follow-up a 3-12 maanden:Ā Ā 

    • Anamnese: koorts, recidiverende of ernstige infecties, klachten van splenomegalie, extreme vermoeidheid, gewichtsverlies > 10% in 6 maandenĀ 
    • Lichamelijk onderzoek: progressieve splenomegalieĀ Ā 
    • Bloedonderzoek: Hb < 6,8 mmol/l of trombocyten < 100 x 109/l of neutrofiele granulocyten < 1,0 x 109/lĀ Ā 

    OnderbouwingĀ 

    Omdat cladribine langdurige myelosupressie geeft is het van belang het effect van de behandeling pas 4-6 maanden later te beoordelen. Het beoogde resultaat van behandeling is tenminste partiĆ«le remissie. Ook bij partiĆ«le remissie kan er jarenlang asymptomatische ziekte zijn. Grever 2017Ā De werkgroep is van mening dat buiten studies er geen noodzaak is voor aanvullend beenmergonderzoek indien er bij anamnese, lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek aanwijzing is voor partiĆ«le of complete remissie.Ā 

    Na cladribine is er langdurige T-cel depletie, terwijl opportunistische infecties zeldzaam zijn. Er is geen standaard aanbeveling voor monitoring van het aantal CD4+ T-cellen. Grever 2017Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van de internationale richtlijn en expertise van de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentieĀ 

    Grever 2017Ā 

  • UitgangsvraagĀ 

    Wat zijn patiĆ«nt specifieke aandachtspunten bij diagnostiek, behandeling en follow-up van HCL?Ā 

    AanbevelingenĀ 

    • Uitleg over diagnose, prognose en behandeling, eventueel verwijzen naar patiĆ«ntenrichtlijn en HematonĀ 
    • Uitleg over meerdere toedieningschemaā€™s cladribine en gezamenlijke besluitvorming over behandelplanĀ 
    • Uitleg over mogelijkheid valaciclovir en cotrimoxazol wel of niet gebruiken en gezamenlijke besluitvorming over behandelplanĀ 
    • Uitleg over infectiepreventie en wanneer noodzaak is voor acute behandeling, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroosĀ 
    • Advies griepvaccinatieĀ 
    • Aandacht voor eventuele psychosociale problematiek, overweeg de ā€˜Lastmeterā€™ bij diagnose, na start behandeling, na afsluiten van behandelingĀ 

    OnderbouwingĀ 

    PatiĆ«nten worden door hun ziekte geconfronteerd met nieuwe situaties waarin belangrijke beslissingen genomen dienen te worden. Als er verschillende opties voor zorgverlening mogelijk zijn, die wat betreft bijwerkingen, effectiviteit of gevolgen voor de patiĆ«nt gelijkwaardig zijn, dient de voorkeur van de patiĆ«nt meegewogen te worden. Dit gezamenlijke besluitvormingproces wordt ook wel ā€˜shared decision makingā€™ of ā€˜samen beslissenā€™ genoemd, met als doel hogere patiĆ«nttevredenheid en betere uitkomst van zorg.(Shared decision making in de praktijk) Hulpmiddelen om dit besluitvormingsproces goed te laten verlopen kunnen patiĆ«ntrichtlijnen, keuzehulpen en informatie of lotgenotencontact van de patiĆ«ntenvereniging zijn.(https://www.demedischspecialist.nl/samen-beslissen) (https://www.hematon.nl/leukemie/hairy-cell+leukemie+hcl)Ā 

    Het is van belang patiĆ«nten te instrueren hoe infecties voorkomen kunnen worden en wanneer acute behandeling nodig is, zoals bij koorts en neutropenie of gordelroos. Grever 2017Ā 

    PatiĆ«nten met verminderde weerstand door leukemie of medicatie komen in aanmerking voor het griepvaccinatieprogramma. (https://www.snpg.nl)Ā 

    Omdat het krijgen van kanker een ingrijpende verstoring in lichamelijk, emotioneel, sociaal, praktisch en levensbeschouwelijk opzicht kan geven, kan dit leiden tot problemen/distress. Daarom moet tijdig gesignaleerd worden of er sprake is van distress en/of een zorgbehoefte. De ā€˜Lastmeterā€™ (= thermometer met probleemlijst en de vraag naar verwijswens), is een instrument dat bij diagnose, en eventueel tijdens of na de behandeling kan worden ingezet om tijdig distress en zorgbehoefte vast te stellen.Ā 

     

    ZoekverantwoordingĀ 

    Er is geen systematische literatuur analyse verricht, maar gebruik gemaakt van expertise van de vertegenwoordiger van de patiĆ«ntenvereniging en de richtlijnwerkgroep.Ā 

     

    ReferentiesĀ 

    https://www.zorginzicht.nl/kennisbank/Paginas/Richtlijnen-en-shared-decision-making-in-de-praktijk.aspx#platformĀ 

    https://www.demedischspecialist.nl/samen-beslissenĀ 

    https://www.hematon.nl/leukemie/hairy-cell+leukemie+hclĀ 

    Grever 2017Ā 

    https://www.snpg.nlĀ 

Literatuur

  • Ā Brunetti L, Di Noto R, Abate G, Gorrese M, et al. CD200/OX2, a cell surface molecule with immuno-regulatory function, is consistently expressed on hairy cell leukaemia neoplastic cells. Br J Haematol. 2009 Jun;145(5):665-7.Ā Ā 
  • Burotto M, Stetler-Stevenson M, Arons E, et al. Bendamustine and rituximab in relapsed and refractory hairy cell leukemia. Clin Cancer Res. 2013 Nov 15;19(22):6313-21.Ā 
  • Cornet E, Delmer A, Feugier P, Garnache-Ottou F, et al. Recommendations of the SFH (French Society of Haematology) for the diagnosis, treatment and follow-up of hairy cell leukaemia. Ann Hematol. 2014 Dec;93(12):1977-83.Ā 
  • Del Giudice L, Matutes E, Morilla R, et al. The diagnostic value of CD123 in B-cell disorders with hairy or villous lymphocytes. Haematologica 2004;89:303-308.Ā 
  • Dong HY, Weisberger J, Liu Z, Tugulea S. Immunophenotypic analysis of CD103+ B-lymphoproliferative disorders: hairy cell leukemia and its mimics. Am J Clin Pathol. 2009 Apr;131(4):586-95.Ā 
  • DinmohamedĀ  A, Visser O, Posthuma W et al. Relative survival reaches a plateau in Hairy Cell leukemia (HCL): a population-based study on incidence, primary treatment and survival among 1,427 patients diagnosed in the Netherlands, 1989-2014. Poster EHA 2017Ā Ā 
  • Grever MR, Blachly JS, Andritsos LA, et al. Hairy cell leukemia: Update on molecular profiling and therapeutic advances. Blood Rev. 2014 Sep;28(5):197-203.Ā 
  • Grever MR, Abdel-Wahab O, Andritsos LA, et al. Consensus guidelines for the diagnosis and management of patients with classic hairy cell leukemia. Blood. 2017 Feb 2;129(5):553-560Ā 
  • Jones G, Parry-Jones N, Wilkins B, et al. Revised guidelines for the diagnosis and management of hairy cell leukaemia and hairy cell leukaemia variant*. Br J Haematol. 2012;156:186-195.Ā 
  • Matutes E, MartĆ­nez-Trillos A, Campo E. Hairy cell leukaemia-variant: Disease features and treatment.Ā  Best Pract Res Clin Haematol. 2015 Dec;28(4):253-63.Ā 
  • Pillai V, Pozdnyakova O, Charest K, et al. CD200 flow cytometric assessment and semiquantitative immunohistochemical staining distinguishes hairy cell leukemia from hairy cell leukemia-variant and other B-cell lymphoproliferative disorders. Am J Clin Pathol. 2013 Oct;140(4):536-43.Ā 
  • Quest GR, Johnston JB. Clinical features and diagnosis of hairy cell leukemia. Best Pract Res Clin Haematol. 2015 Dec;28(4):180-92.Ā Ā 
  • Richtlijn Bloedtransfusie 2011Ā 
  • Robak T. Hairy-cell leukemia variant: Recent view on diagnosis, biology and treatment. Cancer Treat Rev 2011; 37: 3ā€“10.Ā 
  • Robak T, Matutes E, Catovsky D, et al. Hairy cell leukaemia: ESMO clinical practice guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Ann Oncol. 2015;26(suppl 5):v100-v107.Ā 
  • Shao H, Calvo KR, Grƶnborg M,Ā  et al. Distinguishing hairy cell leukemia variant from hairy cell leukemia: development and validation of diagnostic criteria. Leuk Res. 2013 Apr;37(4):401-409.Ā Ā 
  • Stetler-Stevenson M, Tembhare PR. Diagnosis of hairy cell leukemia by flow cytometry. Leuk Lymphoma. 2011 Jun;52 Suppl 2:11-3.Ā 
  • Swerdlow SH, Campo E, Harris NL et al. WHO Classification of Tumours of Haematopoietic and Lymphoid Tissues. 4th Ed. Volume 2. Lyon, France: World Health Organization; 2008Ā 
  • Swerdlow SH, Campo E, Harris NL et al. WHO Classification of Tumours of Haematopoietic and Lymphoid Tissues, revised 4th edition. World Health Organiszation;2017Ā 
  • Sivina M, Kreitman RJ, Arons E, et al. The bruton tyrosine kinase inhibitor ibrutinib (PCI-32765) blocks hairy cell leukaemia survival, proliferation and B cell receptor signalling: a new therapeutic approach. Br J Haematol. 2014 Jul;166(2):177-88.Ā 
  • Tiacci E, Park JH, De Carolis L, et al. Targeting Mutant BRAF in Relapsed or Refractory Hairy-Cell Leukemia. N Engl J Med. 2015 Oct 29;373(18):1733-47.Ā 
  • Thompson PA, Ravandi F. How I manage patients with hairy cell leukaemia. Br J Haematol. 2017 May;177(4):543-556Ā 
  • Venkataraman G, Aguhar C, Kreitman RJ, et al. Characteristic CD103 and CD123 expression pattern defines hairy cell leukemia: usefulness of CD123 and CD103 in the diagnosis of mature B-cell lymphoproliferative disorders. Am J Clin Pathol. 2011 Oct;136(4):625-30.Ā 
  • Yasuda H, Tsutsui M, Tanaka M,Ā  et al. Accurate flow cytometric gating of the large lymphocyte region is a powerful screening method for detecting hairy cell leukemia presenting with a low tumor burden. Intern Med. 2015;54(10):1287-9.Ā Ā 

Kennislacunes

Het is niet bekend of behandeling met cotrimoxazol invloed heeft op het optreden van infecties na behandeling met cladribine en hoe lang deze behandeling zou moeten durenĀ 

Het is niet bekend of toevoeging van rituximab aan cladribine in 1e of 2e lijn leidt tot langere progressie vrije overlevingĀ 

Er is geen bewijs voor wat de optimale therapie is bij snel recidief HCLĀ 

Kwaliteitsindicatoren

Kwaliteitsindicator diagnostiek bij diagnoseĀ 

Bloedonderzoek: Hb, leukocyten, trombocyten, leukocytendifferentiatieĀ 

ImmunofenotyperingĀ 

Kwaliteitsindicator behandelingĀ 

eerstelijns behandeling is cladribine, tenzij een contra-indicatieĀ 

Kwaliteitsindicator bij recidief <2 jaarĀ 

Moleculaire diagnostiek (allel-specifieke PCR of next generation sequencing) BRAF V600EĀ Ā 

op beenmergaspiraat/bloed OF immunohistochemische kleuring BRAFV600E op beenmergbioptĀ 

    Klassieke Haarcelleukemie (Classic Hairy Cell Leukemia) (HCLc)

    Hoofdinitiatiefnemer : NVvH
    E-mail hoofdinitiatiefnemer : info@hematologienederland.nl
    Website hoofdinitiatiefnemer : https://www.hematologienederland.nl/
    Autorisatiedatum: 14-03-2018
    Geautoriseerd door:

    Nederlandse Vereniging voor Hematologie

    Heeft u een suggestie of opmerking?

    laat het ons weten via onderstaand contactformulier
    Naam*
    Uw opmerking*